Lorelei Nederlands
( Melodie: Friedrich Silcher, 1838 Tekst: A.C.A. Elderson-de Boer, 2004 )

Ik weet niet wat mij toch zo droef maakt
en zo verdrietig mij stemt.
Een sprookje uit oeroude tijden
is 't wat mijn zinnen beklemt.
De lucht is koel, het wordt duister
en statig stroomt de Rijn.
De top van de berg is vol luister
in d'avondzonneschijn.

Een schone jonkvrouw zetelt
daar boven wonderbaar.
Haar guldene kettingen flitsen,
ze kamt haar witgouden haar.
Ze kamt het met puur gouden kammen
en zingt een lied daarbij.
Dat heeft een wonderschone
betoov'rende melodij.

De schipper in 't kleine scheepje,
gegrepen door heftige smart,
let niet op gevaarlijke klippen:
omhoog alleen trekt hem zijn hart.
Ik vrees dat ten slotte de golven
doen schipper en schuitje vergaan.
En dat heeft 't verleidelijk zingen
van Lorelei gedaan.