Uche uche.



Mijne dames, waarde heren!

Krijg de pokke, krijg de klere.


Nu wij allen zijn gestoeld,

Met hap gevoerd en drank beschonken,

Voelen wij het ‘item’ lonken,

Waarvoor dit samenzijn bedoeld.


t Ligt hier in het centrumpunt

van ons allen hier gezeten,

en ik wil van volgaarne weten,

wat u hiervan zeggen kunt.


t Lijkt mij, vanuit mijzelf gezien,

aan de bolster afgelezen,

dat het best wel wat kan wezen,

Ja, dat is wel zo misschien.


De kaft die men aan zo’n boek ziet,

(zo even van mijn nek uit kletsend)

is kwa boek karakterschetsend,

meestal bedoel ik, soms ook niet.


Beoordelen wij nu dit werk,

op kaft en zulke uiterheden,

dan is het toch kwa maat beneden,

en design danig beperkt.


De titel ja, die mag er zijn,

Da’s wat je zegt een ogenvanger,

en houdt de aandacht ook wat langer

Want zou het soms iets medi-cijn?


Zou dit boek een nieuw konsep-

tie-anti-middel presenteren,

mij de ultieme pil aansmeren,

een dure, die ik nog niet heb?




Bespreekgenoten van het boek!

Met ongeliterairde leken,

kan ik die dingen niet bespreken,

dus daarvoor úw gezelschap zoek!

Wilt u soms koffie bij uw koek?

Er is parkeerplaats om de hoek...

Wat vindt u van mijn nieuwe broek?

k Heb ook een mooie omslagdoek!



.

.

.

.


Ach Cynthia, o, lieve deern’,

Wat zit je nou toch moei te lijken?

Houd op met naar die ‘schil’ te kijken

en ga de inhoud bestudeer’n.





Sinterklaas.